Intern verslag 75
De voorgeschiedenis van het Keizershof
De geschiedenis van de bebouwing ter plaatse van het latere Keizershof (Keizerstraat 1-3) aan de hand van de schriftelijke bronnen is terug te volgen tot de eerste helft van de veertiende eeuw. Het oudst getraceerde gegeven is een oorkonde van 29 augustus 1330. Hierin doet de procurator van de kapelaans in de Sint-Janskerk namens die kapelaans ten behoeve van Christina van Broekhoven en haar zoon Jan afstand van alle cijnzen op één na die er rusten 'op het huis en erf van wijlen Arnoud van Diest bij het huis en erf van wijlen Jan van Son'.1 De gemaakte uitzondering was een cijns van tien schellingen per jaar, die we ook in latere gegevens nog tegenkomen en die een houvast biedt bij de nogal gecompliceerde vroege bebouwingsgeschiedenis.De tweede getraceerde vermelding van de bebouwing ter plaatse is het testament van Hendrik van Moordrecht, ridder, en zijn vrouw, Katharina van der Aa, van 8 september 1367. Het echtpaar vermaakt daarin ten behoeve van hun zielenheil en dat van hun ouders, vrienden en weldoeners aan de Bossche Tafel van de Heilige Geest 20 pond 'uit zijn hele erf(goed), gelegen tegenover het woonhuis van Jan de Wapenkoning, tussen de Dieze aldaar stromend aan de ene kant en zekere vlakte aldaar liggend aan de andere kant'.2 Uit andere gegevens blijkt dat het huis van Jan van Steensel de wapenkoning (heraut), die in 1363 zijn testament had gemaakt,3 gelegen was aan de zuidzijde van de latere Keizerstraat. Het ging hierbij om het latere Hof van Zevenbergen.
Als belendingen van het perceel worden in het testament van Hendrik van Moordrecht en zijn vrouw de Dieze genoemd aan de ene kant en een vlakte (planum) aan de andere. Het lijkt er dus op dat het huis toen naast het water stond en dat er aan de andere kant - dus in de richting van de Sint-Jorisstraat - een open ruimte was. Uit andere gegevens, die hierna aan de orde zullen komen, valt echter af te leiden dat er in de veertiende eeuw al meer bebouwing op de plek van het latere Keizershof heeft gestaan.
Hoewel testamenten doorgaans gemaakt werden tijdens ziekte of op gevorderde leeftijd, zijn Hendrik van Moordrecht en zijn vrouw hierna nog verhuisd. In 1382 treffen we het echtpaar aan in een huis en erf genaamd die Cappel, gelegen over de Loefsbrug achterwaarts naast het woonhuis van wijlen Engelbrecht Luding van den Dijk, dit wil zeggen aan de noordkant van de Waterstraat ter plaatse van de tegenwoordige parkeergarage.4
Waarschijnlijk hebben zij hun huis tegenover de wapenkoning - dus in de Keizerstraat - verkocht aan de hertogelijke rentmeester Jan Gijsbrechtsz. Wrede van Herpen. Ofschoon hiervan geen oorkonde bewaard is gebleven, kunnen we dit afleiden uit een Bossche schepenakte van 30 juni 1389, waarin Arnoud Stamelart van de Kelder aan Philippus Jozello overdroeg 'een huis, erf en tuin, dat vroeger was van Arnoud van Diest en daarna van Christina Satsijns (?) en haar zoon Jan, gelegen in 's-Hertogenbosch bij het huis geheten Van Boxtel', welk goed aan Arnoud verkocht was door Jacob Jan Gijsbrechtsz.5 In Christina Satsijns (?) en haar zoon Jan herkennen we Christina van Broekhoven en zoon Jan uit de oorkonde uit 1330.
Op dezelfde dag verkocht Arnoud aan Philippus Jozello van Nano - de verkrijger van het huis dus - een cijns van 16 pond stadsgeld 'uit een huis, erf en tuin met al hun toebehoren, gelegen in 's-Hertogenbosch bij het huis geheten Van Boxtel recht tegenover het woonhuis van Jan geheten Coninc van Steensel de wapenkoning aan het water aldaar stromend', welke cijns aan Arnoud Stamelart verkocht was door Jacob zoon van wijlen Jan Gijsbrechtsz. alias Wrede van
1. | RANB, Huis Stapelen (inventaris R. Wols), nr. 96: in domo et area quondam Arnoldi de Diest, sita in dicto loco de Buscho ducis iuxta domum et aream Iohannis quondam de Zonne bone memorie. |
2. | GAH, Heilige Geest, nr. 617: ex tota et universali sua hereditate, sita in opposito habitationis Iohannis regis Armorum, inter Dysam ibidem decurrentem ex uno latere ac quoddam planum ibidem consistens ex alio. |
3. | GAH, Heilige Geest, nr. 517 (1363 februari 18). |
4. | GAH, Loketkast II, Waterstraat (1382 juni 7). Zie ook Van der Vaart, 'Het Lombardje', 16 en 23-24. |
5. | GAH, R 1178, fol. 245: de cijns ex domo, area et orto atque eorum attinentiis universis, sitis in Buscoducis iuxta domum dictam de Bucstel recte in opposito domus habitationis Iohannis dicti coninc Jan van Steensel, regis armorum, supra aquam ibidem currentem; en verder: domum et aream ac ortum que antea fuerat Arnoldi dicti de Dyest et postea Cristine dicte Satsijns? et Iohannis filii sui, sitos in Buscoducis iuxta domum dictam de Bucstel. |